Читать бесплатно книгу «Het Geld van Robinson Crusoe» David Ames Wells полностью онлайн — MyBook

Hoofdstuk IV.
Hoe zij het geld uitvonden

De menschen op het eiland—zoowel arbeiders als werkgevers—waren het er evenwel volmaakt over eens, dat het leven te kort was om het grootendeels te verspillen met het spelen van een spelletje “blindeman” op grooten schaal,—want zoo kon men dat systeem van handeldrijven op een basis van directen goederenruil gerust noemen1, maar zij zagen ook heel goed in, dat het spel net zoolang door zou gaan, totdat er geen sprake meer zou zijn van eenigen materieelen vooruitgang, indien er niet een nieuwe methode van handeldrijven werd uitgevonden en ingevoerd. Daarom besloten Twist, Needum, Pecks, Diggs, Vrijdag, Vrijdag’s Vader, Will Atkins en alle andere menschen, als het ware gedreven door hun instinct (en aangemoedigd door Robinson Crusoe), maar zonder dat er een wettelijk voorschrift bij te pas kwam, met algemeene stemmen om één bepaald artikel uit te kiezen, dat allen zonder uitzondering zouden accepteeren in ruil voor elk product of iederen dienst, die zij te koop aanboden; zoodat, wanneer iemand iets te ruilen had, hij dit eerst kon ruilen voor dat bijzondere artikel, wat het ook zijn mocht, en vervolgens door tusschenkomst daarvan op ieder tijdstip en elke plaats, kon koopen wat hij verlangde. En van het oogenblik af dat dit werd ingevoerd, deed de beschaving op het eiland een heelen stap voorwaarts, en de eerste groote hinderpaal, die ontstaan was door den goederenruilhandel van man tot man, was uit den weg geruimd. De kleermaker liep niet langer gevaar om van honger om te komen, de metselaar behoefde zich niet langer bezorgd te maken over zijn kleeding en de werkman kreeg als loon voor zijn arbeid iets, dat hem zonder moeite een aequivalent verschafte in voedsel, huisvesting en andere dingen, die hij noodig mocht hebben; want iedereen gaf gaarne zijn goederen of diensten voor dat bijzondere artikel, dat de rol van betaalmiddel vervulde, omdat hij wist, dat ieder ander, die iets ruilen wilde, bereid zou zijn om hetzelfde te doen.

En wat nog meer was: de keuze van een artikel, waaraan met algemeene toestemming een universeele en naar verhouding onveranderlijke koopkracht verleend werd, loste tevens de tweede moeilijkheid op, omdat zij tegelijkertijd een waardemeter of standaard aan de hand deed om de onderlinge waarde of koopkracht van ieder ander ruilbaar artikel of dienst mee vast te stellen en wel op precies dezelfde wijze waarop de lengte of het gewicht, van een voorwerp bepaald wordt, n.l. door het te vergelijken met een ander voorwerp, dat door de gemeenschap eenparig is aangenomen als een standaard van lengte of gewicht—zooals b.v. het stuk hout, dat wij duimstok noemen of het stuk metaal, dat een pond heet. “Mijn brooden zijn ieder tien stuks van het betaalmiddel waard,” zei Needum, de bakker. “Mijn jas,” antwoordde Twist, de kleermaker, “is duizend stuks waard.” Een eerlijke ruil tusschen den bakker en den kleermaker zou dus zijn geweest: honderd brooden voor één jas.

De algemeene naam nu, die men geeft aan die artikelen of voorwerpen, die de menschen van verschillende naties algemeen in ruil aannemen als het æquivalent van alle andere artikelen of diensten en als den maatstaf van waarden, is “geld”.

De artikelen, die door de menschen op verschillende tijden en plaatsen zijn uitgekozen om dienst te doen als dat algemeene æquivalent, dien middelaar of dat middel om de ruilhandel te vergemakkelijken, zijn zeer verschillend geweest. Bij de Noord-Amerikaansche Indianen en de eerste planters, die onder hen kwamen wonen, werden wampums (schelpgordels) en beverhuiden gebruikt als geld; bij de inboorlingen van West-Afrika bestaat het geld in kleine schelpen, “kauri’s” genoemd; in Abessinië is zout tegenwoordig het gewone geld; in Chineesch Tartarije pakjes geperste thee, en nog niet lang geleden werden kleine plakjes zeep als geld gebruikt op de Westkust van Mexico. Onder de herdersvolken in de Oudheid werden koeien en schapen op zulk een grooten schaal als geld gebruikt, dat het gewone Engelsche woord “pecuniary” afgeleid is van het oude woord “pecus”, dat “vee” beteekent. En terwijl we in Homerus lezen, dat de prijs van de wapenrusting van Glaucus bestond uit honderd stuks vee, weten we ook dat de Zoeloe’s in Zuid-Afrika tegenwoordig nog hun schulden met vee betalen en den omvang van hun vermogen volgens denzelfden standaard berekenen.

Het geld bestond dus vóórdat er wetten waren, en het bestaat en wordt heden ten dage gebruikt onder volkeren, die geen geschreven of erkend wetboek bezitten.

Van veel belang voor een juist begrip van dit onderwerp is ook de erkenning van een andere grondwaarheid, namelijk, dat er, zoover men kan nagaan, nooit een volk is geweest, dat niet, toen het voor het eerst begon met geld in te voeren, daarvoor dadelijk een artikel nam met een natuurlijke koopkracht of waarde tengevolge van enkele intrinsieke eigenschappen, die dat artikel begeerenswaardig maakten. En het spreekt van zelf, dat dit zoo moest zijn. Want, waar er geen wet bestond, die bepaalde, waaruit het geld moest bestaan en die den handel regelde, zou men, door een artikel als geld aan te nemen, waarvan de productie of de vermeerdering weinig of geen moeite vereischt, alle luie, sluwe of gewetenlooze menschen in staat stellen, om, zonder dat zij voor eenige straf of beperking behoefden te vreezen, van de overige leden der gemeenschap producten te nemen, zonder daarvoor iets gelijkwaardigs terug te geven. Bijvoorbeeld: wanneer men aan gedroogde bladeren of stukjes papier een algemeene koopkracht kon verleenen door er een of ander teeken op te stempelen of te schrijven, dan zou het eerste practische gevolg van het gebruik van zulk geld zijn, dat men de menschen in staat stelde om iets voor niets te krijgen of dat men degenen, die niet wilden werken, veroorloofde om allen, die wel werkten, te berooven. De bewoners van het eiland, die onontwikkeld waren, begingen nooit een dergelijke dwaasheid; maar toen zij zich gingen bezighouden met geschiedenisstudie, bemerkten zij tot hun groote verwondering, dat de inwoners van andere landen herhaaldelijk op zichzelf waardelooze dingen als geld hadden gebruikt; en vele jaren later kwam er zelfs uit de Vereenigde Staten een man naar het eiland gereisd, die een groot leeraar hoopte te worden, en deze probeerde de bevolking te overtuigen, dat het een groote vergissing was om als geld iets te gebruiken, dat eenige innerlijke waarde bezat als handelsartikel2. De kinderen van de lagere school, die hij trachtte te overreden, brachten hem al heel gauw in verlegenheid, door hem uit hun geschiedenisboekjes voor te lezen, hoe alle volkeren, en vooral de arme en eenvoudige lieden onder hen, die slecht waren ingelicht, welke ooit geprobeerd hadden om hun ruilhandel te vergemakkelijken door een artikel zonder intrinsieke waarde als geld te gebruiken, bij al die gelegenheden zonder uitzondering steeds in die mate opgelicht en bestolen waren geworden, dat zij vroeger of later altijd gedwongen waren geweest om het gebruik van dat geld op te heffen, uitsluitend als een maatregel van zelfbescherming, en om iets anders daarvoor in de plaats te stellen, dat een algemeen erkende en naar verhouding duurzame innerlijke waarde of koopkracht bezat als handelsartikel.

Hier volgen eenige van die verhalen, welke de kinderen in hun geschiedenisboekjes vonden en hem voorlazen:

“In December 1861 bracht een arme soldatenweduwe twee honderd dollars in specie op een spaarbank en daarna vertrok zij met haar vier kleine kinderen naar Californië. In Juli 1863, toen het goud op 280% tegenover papier stond, schreef zij om haar geld. In antwoord daarop kreeg zij een chèque betaalbaar in goud voor 83% van haar geld, de opgeloopen rente à 6% inbegrepen.”—Henry Bronson, Nature and Office of Money.

“Het volk demoraliseerde (door het niet-inwisselbare continentale papiergeld) op een wijze, dien men vóór dien tijd ongeloofelijk zou hebben geacht. Alle banden van eergevoel, bloedverwantschap, dankbaarheid, menschelijkheid en rechtvaardigheid werden verbroken. Oude schulden werden afbetaald toen het papiergeld niet meer waard was dan zeventig tegen één. Broeders bedrogen hun broeders, kinderen hun ouders en ouders hun kinderen. Weduwen, weezen en anderen kregen uitbetaling in gedeprecieerd papier voor geld, dat zij in metalen munt hadden geleend.”—Breck, Scetch of Continental Money.

“De assignaten daalden steeds meer, totdat zij volkomen waardeloos waren, het geheele land meeslepende in armoede—eenige gelukkige speculanten uitgezonderd—, en het einde was een staatsbankroet. In dezen tijd, toen duizenden radelooze stakkerds, zelfs nog voor de laatste instorting der assignaten, zelfmoord pleegden om aan den hongerdood te ontkomen, was de oorlog een zegen; en Napoleon was het werktuig, dat geheel Europa de gevolgen deed ondervinden van waardeloos geld, hetzij direct of indirect, door zijn tot het uiterste gedreven slachtoffers.”—Notes on the French Assignats and their Influence.

“Hij moest vier honderd dollars betalen voor een hoed en evenveel voor een paar schoenen. Hij wilde een goed paard hebben, maar men vroeg hem daarvoor een prijs gelijk aan tien jaar salaris.”

“Mijn verdiensten van zes maanden zijn ternauwernood toereikend om de kosten te bestrijden van de meest onmisbare uitgaven van één enkelen dag…”

“Voor een bed, avondeten en een grog voor mijzelf, mijn drie metgezellen en hun bedienden, berekende men mij, toen ik den volgenden dag zonder ontbijt vertrok, de som van acht honderd vijftig dollars.”—Life of General de Kalb.

“In totaal, van het begin tot het einde (1835–1841) beliep het bedrag van muntpapier, wissels, chèques en obligatiën, uitgegeven door de schatkist van de Republiek van Texas, en die voor een groot deel als circulatiemiddel dienst deden, tot $ 13·318·145 of tot een bedrag van meer dan 260 dollars per hoofd over de geheele bevolking. Wanneer papier uitgiften, die als geld gebruikt worden, een volk rijk hadden kunnen maken, dan had de bevolking van Texas de rijkste van de wereld moeten zijn. In Januari 1839 waren de Texas schatkist-biljetten niet meer waard dan 40 Amerik. centen op den dollar, in de lente van 1839 waren zij 37½ cents waard, in 1841 van 12 tot 15 cents, en in 1842 had men (in de karakteristieke taal van dien tijd) “vijftien dollars noodig om drie glazen brandy met water zonder suiker te koopen”. Toen het eenmaal zoover was, bleef er van haast geen enkel soort ruilmiddel nog een belangrijk bedrag over in Texas, maar dat was geen groote ramp, omdat het volk maar heel weinig meer bezat om te laten circuleeren.” Het kwaad, dat dit systeem deed, was onmetelijk en van dien aard, dat het Gouvernement geen schadeloosstelling aan de slachtoffers had kunnen geven, ook al was het daartoe geneigd geweest.”—Gouge: Fiscal History of Texas.

Nogmaals: een der voornaamste redenen, waarom het geld werd uitgevonden en in gebruik genomen, was, opdat het zou dienen als maatstaf of standaard om de onderlinge waarde van andere dingen te schatten. Nu kan men zich toch moeilijk voorstellen, dat iemand, die voor dit doel geld zou willen gebruiken, daarvoor een artikel zou uitkiezen, hetwelk op zichzelf geen waarde heeft, evenmin als hij voor een maatstaf om lengte mee te meten, iets zou nemen, dat zelf geen lengte heeft of voor een standaard om gewicht te meten, iets, dat geen gewicht heeft. De bewoners van het eiland hadden daarom al heel erg dom moeten zijn, als zij niet van begin af aan hadden ingezien, dat iets alleen dan degelijk en goed geld kan zijn en blijven onder alle omstandigheden, wanneer het werkelijk de volle waarde heeft, die het op zijn buitenkant beweert te hebben.

Бесплатно

0 
(0 оценок)

Читать книгу: «Het Geld van Robinson Crusoe»

Установите приложение, чтобы читать эту книгу бесплатно