Читать книгу «Geliefd » онлайн полностью📖 — Моргана Райс — MyBook.

TWEE

Caitlin deed de deur van de schuur zachtjes dicht en tuurde naar de met sneeuw bedekte wereld. Wit zonlicht kaatste overal vanaf. Ze bracht haar handen naar haar ogen, en voelde een pijn die ze niet eerder zo erg had ervaren: haar ogen barstten bijna uit elkaar.

Caleb kwam vanuit de hut naast haar staan, terwijl hij een dunne, doorzichtige stof om zijn armen en nek wikkelde. Het leek haast op huishoudfolie, maar het leek in zijn huid op te lossen zodra hij het erop deed. Ze kon niet eens zien of het er nog zat.

“Wat is dat?”

“Huidwikkels,” zei hij, omlaag kijkend terwijl hij het telkens opnieuw zorgvuldig om zijn arm en schouders wikkelde. “Dat zorgt ervoor dat we in het zonlicht kunnen lopen. Anders zou onze huid verbranden.” Hij keek naar haar. “Jij hebt het niet nodig—nog niet.”

“Hoe weet je dat?” vroeg ze.

“Geloof me,” zei hij grijnzend. “Dat zou je weten.”

Hij reikte in zijn broekzak en haalde er een klein flesje oogdruppels uit, leunde achterover en deed een paar druppels in allebei zijn ogen. Hij draaide zich om en keek naar haar.

Het moest duidelijk zichtbaar zijn dat haar ogen pijn deden, want hij plaatste zachtjes zijn hand op haar voorhoofd. “Doe je hoofd naar achteren,” zei hij.

Dat deed ze.

“Open je ogen,” zei hij.

Toen ze dat deed, deed hij een druppel in haar beide ogen.

Het prikte idioot veel, en ze deed haar ogen dicht en liet haar hoofd zakken.

“Au,” zei ze terwijl ze in haar ogen wreef. “Als je boos op me bent, zeg dat dan gewoon.”

Hij grijnsde. “Sorry. In het begin brandt het, maar je zult eraan wennen. Je overgevoeligheid zal binnen een paar seconden verdwijnen.”

Ze knipperde en wreef in haar ogen. Uiteindelijk keek ze op en voelden haar ogen weer geweldig. Hij had gelijk: alle pijn was weggegaan.

“De meeste vampiers gaan nog steeds niet naar buiten bij daglicht als het niet hoeft. We zijn overdag allemaal zwakker. Maar soms moet het gewoon.”

Hij keek haar aan.

“Die school van jou,” zei hij. “Is die ver weg?”

“Maar een korte wandeling,” zei ze, en ze nam zijn arm en leidde hem door de besneeuwde tuin. “Oakville high. Dat was mijn school, tot een paar weken geleden. Een van mijn vrienden móét weten waar hij is.”

*

Oakville High zag er nog precies zo uit als Caitlin zich herinnerde. Het was onwerkelijk om hier terug te zijn. Ze keek omhoog en het voelde alsof ze alleen maar een korte vakantie had genomen, en dat ze nu weer haar normale leven oppakte. Ze liet zichzelf zelfs eventjes geloven, maar een paar seconden, dat de gebeurtenissen van de afgelopen paar weken allemaal een rare droom waren geweest. Het voelde goed.

Maar toen ze omkeek en Caleb naast zich zag staan, wist ze dat er helemaal niets normaal was. Als er iets nog onwerkelijker was dan hier terugkeren, was het wel terugkeren met Caleb aan haar zijde. Ze zou haar oude school betreden met deze beeldschone man aan haar zijde, meer dan een meter tachtig, met brede schouders, geheel gekleed in zwart, de hoge kraag van zijn lange leren jas rond zijn nek die onder zijn halflange haar door liep… Hij zag eruit alsof hij zo van de kaft van een populair tienertijdschrift was gekomen.

Caitlin stelde zich voor hoe de andere meisjes zouden reageren wanneer ze haar met hem zagen lopen. Ze was nooit heel populair geweest, en jongens hadden haar nooit veel aandacht geschonken. Ze was ook niet onpopulair – had een paar goede vrienden gehad – maar ze stond ook niet in het midden van de aandacht van de populairdere mensen. Ze dacht dat ze ergens in het midden zat. Toch herinnerde ze zich dat ze geminacht werd door een paar populairdere meisjes, die allemaal bij elkaar bleven om met hun neuzen omhoog door de gangen te lopen en iedereen te negeren die zij niet net zo perfect vonden als zichzelf. Misschien zouden zij haar nu wél opmerken.

Caitlin en Caleb liepen de trap op en gingen de school door de brede dubbele deuren binnen. Caitlin keek naar de grote klok: half 9. Perfect. De eerste les was net voorbij en de gang zou zich elk moment vullen. Zo zouden ze minder opvallen. Dan hoefden ze zich geen zorgen te maken over beveiliging of gangpassen.

Precies op dat moment ging de bel en binnen een paar tellen stroomde de gangen vol.

Het mooie aan Oakville was dat het een geheel andere wereld was dan die verschrikkelijke highschool in New York. Hier was nog steeds genoeg loopruimte, ondanks de volgestroomde gang. Grote, glazen ramen lieten licht binnen. Overal waren bomen te zien. Het was bijna genoeg om haar weer terug te doen verlangen. Bijna.

Ze had schoon genoeg van school. Technisch gezien was ze maar een paar maanden van haar slagen af geweest, maar ze vond dat ze in de afgelopen paar weken meer had geleerd dan ze zou hebben geleerd als ze die laatste maanden in een klaslokaal had gezeten voor een officieel diploma. Ze vond het leuk om te leren, maar ze zou net zo gelukkig zijn als ze nooit meer terug hoefde.

Terwijl ze door de hal liepen, zocht Caitlin naar bekende gezichten. Ze liepen vooral voorbij eerste- en tweedejaars, en ze zag niemand uit haar laatste klas. Maar terwijl ze voorbij die kinderen liepen, was ze verrast door de reacties op het gezicht van elk meisje: ze staarden letterlijk naar Caleb. Geen enkel meisje probeerde het ook maar te verbergen, of kon zelfs maar wegkijken. Het was ongelooflijk. Het was net alsof ze met Justin Bieber door de gang liep.

Caitlin draaide zich om en zag dat alle meisjes stil stonden, nog steeds starend. Een aantal fluisterden met elkaar.

Ze keek naar Caleb, en vroeg zich af op hij het had opgemerkt. Zo ja, dan liet hij daar niets van merken, en het leek hem zeker niet te deren.

“Caitlin?” klonk een geschokte stem.

Caitlin draaide zich om en zag Luisa daar staan, een van haar vriendinnen voordat ze verhuisde.

“Oh mijn God!” voegde Luisa opgewonden toe, en opende haar armen voor een omhelzing. Voordat Caitlin kon reageren had Luisa haar al omhelsd. Caitlin beantwoordde de omhelzing. Het voelde goed om een bekend gezicht te zien.

“Wat is er met je gebeurd?” vroeg Luisa in opgewonden haast, zoals ze altijd praatte. Haar lichte Spaanse accent was hoorbaar, want ze was hier nog maar een paar jaar geleden heen verhuisd vanuit Puerto Rico. “Ik ben in de war! Ik dacht dat je verhuisd was!? Ik sms’te je en stuurde je chatberichten, maar je antwoordde nooit –”

“Het spijt me zo,” zei Caitlin. “Ik ben mijn telefoon kwijt en ik ben nooit in de buurt van een computer geweest en–”

Luisa luisterde niet. Ze had Caleb opgemerkt en staarde hem als betoverd aan. Haar mond viel letterlijk open.

“Wie is je vriend?” vroeg ze uiteindelijk, bijna fluisterend. Caitlin glimlachte: ze had haar vriendin nog nooit van de wijs gebracht zien worden.

“Luisa, dit is Caleb,” zei Caitlin.

“Aangenaam,” zei Caleb met een glimlach, en hij reikte haar zijn hand.

Luisa bleef gewoon staren. Ze bracht langzaam en verdwaasd haar hand omhoog, duidelijk te geschokt om te praten. Ze keek naar Caitlin, en begreep niet hoe zij zo’n man aan de haak had geslagen. Ze keek anders naar Caitlin, bijna alsof ze niet meer wist wie ze was.

“Uhm…” begon Luisa met grote ogen, “…uhm…zeg eens…waar…uhm…hebben jullie elkaar ontmoet?”

Heel even dacht Caitlin na over hoe ze zou antwoorden. Ze glimlachte toen ze zich voorstelde hoe ze Luisa alles vertelde. Dat zou ze niet geloven.

“We hebben elkaar…na een concert ontmoet,” zei Caitlin.

Dat was in ieder geval gedeeltelijk waar.

“Oh mijn God, wat voor concert? In de stad? The Black Eyed Peas!?” vroeg ze gehaast. “Ik ben zó jaloers! Die heb ik altijd al willen zien!”

Caitlin glimlachte bij de gedachte aan Caleb op een rockconcert. Om de een of andere reden kon ze zich dat niet voorstellen.

“Uhm….niet echt,” zei Caitlin. “Luisa, luister, het spijt me dat ik je onderbreek, maar ik heb niet veel tijd. Ik moet weten waar Sam is. Heb jij hem gezien?”

“Natuurlijk. Iedereen heeft hem gezien. Hij is vorige week teruggekomen. Hij zag er raar uit. Ik vroeg hem waar jij was, en wat er met hem aan de hand was, maar dat wilde hij niet zeggen. Hij slaapt waarschijnlijk in die lege schuur waar hij zo van houdt.”

“Nee,” antwoordde Caitlin. “Daar waren we net.”

“Echt? Sorry, dat wist ik niet. Hij is tweedejaars, dus zo vaak zie ik hem niet. Heb je geprobeerd hem via chat te bereiken? Hij zit altijd op Facebook.”

“Ik ben mijn telefoon—” begon Caitlin.

“Neem de mijne,” onderbrak Luisa haar, en voor ze was uitgesproken duwde ze haar telefoon in Caitlins hand.

“Facebook staat al open. Gewoon inloggen en je kunt hem een bericht sturen.”

Natuurlijk, dacht Caitlin. Waarom dacht ik daar zelf niet aan?

Caitlin logde in, typte Sams naam in het zoekvakje, klikte op zijn profiel en klikte op ‘bericht’. Ze aarzelde, en vroeg zich af wat ze zou schrijven. Toen typte ze: “Sam. Ik ben het. Ik ben in de schuur. Kom naar me toe. Zo snel mogelijk.”

Ze klikte op ‘versturen’ en gaf de telefoon terug aan Luisa.

Caitlin hoorde wat rumoer en draaide zich om.

Een groep populaire laatstejaarsmeisjes kwamen recht op hen af door de hal. Ze fluisterden met elkaar. En iedereen keek recht naar Caleb.

Voor de eerste keer voelde Caitlin een golf van een nieuwe emotie opwellen in haar binnenste. Jaloezie. Ze kon in de ogen van deze meisjes – die haar nooit aandacht hadden geschonken – lezen dat zij Caleb van haar zouden afnemen zodra ze de kans kregen. Deze meisjes hadden invloed op elke jongen op school, elke jongen die ze wilden. Het maakte niet uit of die een vriendin had of niet. Je hoopte gewoon dat ze hun ogen niet op jouw vriend lieten vallen.

En nu staarden ze allemaal naar Caleb.

Caitlin hoopte, bad zelfs, dat Caleb immuun zou zijn voor hun krachten. Dat hij haar nog steeds leuk zou vinden. Maar terwijl ze dat dacht, kon ze niet bedenken waarom hij dat zou doen. Ze was zo middelmatig. Waarom zou hij bij haar blijven als er meisjes als deze waren die een moord voor hem zouden doen?

Caitlin bad stilletjes dat de meisjes gewoon door zouden lopen. Deze ene keer.

Maar natuurlijk deden ze dat niet. Haar hart bonsde terwijl de groep afdraaide en recht om hen af kwam.

“Hallo, Caitlin,” zei een van de meisjes tegen haar in een quasi-aardige stem.

Tiffany. Ze was lang, had lang blond haar, blauwe ogen en was graatmager. Ze was van top tot teen in designerkleding gekleed. “Wie is je vriend?”

Caitlin wist niet wat ze moest zeggen. Tiffany en haar vrienden hadden zelfs nog nooit de tijd aan Caitlin doorgegeven. Ze hadden zelfs nog nooit haar richting op gekeken. Ze was geschokt dat ze wist dat ze bestond, en dat zelfs haar naam wisten. En nu begonnen ze een gesprek. Natuurlijk wist Caitlin dat het niets met haar te maken had. Ze wilden Caleb graag genoeg om zichzelf te verlagen tot een gesprek met haar.

Dit betekende niet veel goeds.

Caleb moest Caitlins onrust hebben gevoeld, want hij kwam een stap dichterbij en sloeg een arm rond haar schouder.

Caitlin was nog nooit van haar leven zo dankbaar geweest voor welk gebaar dan ook.

Met hervonden zelfvertrouwen vond Caitlin de kracht om te praten. “Caleb,” antwoordde ze.

“Aha, en wat doen jullie hier?” vroeg een ander meisje. Bunny. Zij was een kopie van Tiffany, maar dan met bruin haar. “Ik dacht dat je weg was gegaan of zoiets.”

“Nou, ik ben terug,” antwoordde Caitlin.

“Dus ben jij hier ook, zeg maar, nieuw?” vroeg Tiffany aan Caleb. “Ben je laatstejaars?”

Caleb glimlachte. “Ja, ik ben nieuw hier,” antwoordde hij cryptisch.

Tiffany’s ogen sprongen op bij haar interpretatie dat hij nieuw was op hun school. “Leuk,” zei ze. “Er is vanavond een feestje, als je zin hebt. Bij mij thuis. Het is eigenlijk alleen voor goede vrienden, maar jij bent ook welkom. En, uhm… jij ook, denk ik,” zei Tiffany met een blik op Caitlin.

Caitlin voelde woede in haar binnenste opwellen.

“Ik waardeer de uitnodiging, dames,” zei Caleb, “maar helaas moet ik zeggen dat Caitlin en ik vanavond al een belangrijke afspraak hebben.”

Caitlin voelde haar hart zwellen.

Gewonnen.

Ze zag hun gezichtsuitdrukking instorten als een rij dominosteentjes, en ze had zich nog nooit zo opgelucht gevoeld.

De meisjes draaiden hun neuzen en dropen af.

Caitlin, Caleb, en Luisa stonden weer alleen. Caitlin ademde uit.

“Oh mijn God!” zei Luisa. “Die meisjes geven nog niet eens de tijd door aan iemand, laat staan een uitnodiging.”

“Weet ik,” zei Caitlin nog steeds opgewonden.

“Caitlin!” zei Luisa plotseling en greep naar haar arm. “Ik herinner me plotseling wat. Susan zei wat over Sam. Vorige week. Dat hij bij de Colemans uithing. Sorry, maar ik herinner het me nu pas. Misschien helpt het.”

De Colemans. Natuurlijk. Daar moest hij wel zijn.

“Trouwens,” ging Luisa gehaast verder, “we gaan vanavond samen wat drinken bij de Franks. Je moet erbij zijn! We missen je zo. En natuurlijk moet je Caleb meebrengen. Het wordt een geweldig feestje. De halve klas komt. Je móét erbij zijn.”

“Nou… Ik weet niet –”

De bel ging.