Читать книгу «Een Rijk van Schaduwen » онлайн полностью📖 — Моргана Райс — MyBook.

HOOFDSTUK NEGEN

Duncan rende, hinkend door de zijn in zijn enkels en polsen, door de straten van Andros. Hij probeerde de pijn te negeren, aangespoord door adrenaline. Hij kon maar aan één ding denken: Kyra redden. Haar schreeuw om hulp galmde door zijn geest, zijn ziel, en deed hem zijn verwondingen vergeten. Hij sprintte zwetend door de straten, in de richting van het geluid.

Duncan baande zich een weg door de smalle steegjes van Andros, wetend dat Kyra zich vlak achter die dikke stenen muren moest bevinden. Overal om hem heen doken de draken naar beneden en zetten de straten in vuur en vlam. Er kwam een enorme hitte van de muren af, zo heet dat Duncan het vanaf een afstand kon voelen. Hij hoopt en bad dat ze niet naar deze steeg zouden afdalen—anders was hij er geweest.

Ondanks de pijn stopte Duncan niet. Hij draaide zich ook niet om. Dat kon hij niet. Gedreven door het instinct van een vader, kon hij fysiek nergens anders heen dan in de richting van het geluid van zijn dochter. Hij bedacht dat hij zijn dood tegemoet rende, dat hij zijn kansen op ontsnapping verloor, maar het deed hem niet vertragen. Zijn dochter was in gevaar, en dat was het enige dat er nu toe deed.

“NEE!” klonk het.

De haren in Duncans nek gingen recht overeind staan. Daar was het weer, haar schreeuw, en zijn hart sloeg een slag over. Hij rende sneller en gaf alles dat hij had.

Eindelijk, toen hij weer een bocht om rende, kwam hij uit bij een lage stenen poort, en de open lucht strekte zich boven hem uit.

Duncan bevond zich aan de rand van een open binnenplaats, en was verbijsterd door wat hij voor zich zag. De andere kant van de binnenplaats stond in vuur en vlam terwijl de draken er boven cirkelden en vuur naar beneden spuwden. En onder een stenen richel, nauwelijks beschermd tegen het vuur, zat zijn dochter.

Kyra.

Daar was ze, in vlees en bloed, levend.

Wat hem nog meer schokte was de baby draak die naast haar lag. Duncan staarde ernaar, verward.

Eerst was hij in de veronderstelling dat Kyra probeerde een draak te doden die uit de lucht was gevallen. Maar toen zag hij dat de draak vast zat onder een rots. Verward zag hij hoe Kyra de rots in beweging probeerde te krijgen. Wat probeerde ze te doen? vroeg hij zich af. Een draak te bevrijden? Waarom?

“Kyra!” schreeuwde hij.

Duncan sprintte over de open binnenplaats tussen de vlammen door, ontweek de staart van een draak, en rende tot hij eindelijk zijn dochter bereikte.

Kyra keek op, schok in haar ogen. En toen vreugde.

“Vader!” riep ze.

Ze vloog in zijn armen, en Duncan omhelsde haar terwijl ze hem knuffelde. Terwijl hij haar in zijn armen hield voelde hij zich als herboren, alsof hij een deel van zichzelf had teruggevonden.

Tranen van vreugde rolden over zijn wangen. Hij kon nauwelijks geloven dat Kyra echt hier was, en dat ze nog leefde.

Ze drukte hem stevig tegen zich aan en hij haar, en terwijl hij haar voelde trillen in zijn armen was hij opgelucht dat ze niet gewond was.

Toen duwde hij haar naar achteren, draaide zich om naar de draak en trok zijn zwaard. Hij stond op het punt de kop van de draak af te hakken om zijn dochter te beschermen.

“Nee!” gilde Kyra.

Duncan was verbijsterd toen ze naar voren stormde en zijn pols vastpakte, met een verrassend sterke grip, en hem tegenhield. Dit was niet de zachtmoedige dochter die hij in Volis had achtergelaten; ze was nu een krijger.

Duncan staarde haar stomverbaasd aan.

“Doe hem geen pijn,” zei ze. Haar stem was zelfverzekerd. Het was de stem van een krijger. “Theon is mijn vriend.”

Duncan keek haar verbijsterd aan.

“Je vriend?” vroeg hij. “Een draak?”

“Alsjeblieft, Vader,” zei ze, “er is geen tijd om het uit te leggen. Help ons. Hij zit vast. Ik krijg deze rots er niet in mijn eentje af.”

Hoe geschokt Duncan ook was, hij vertrouwde haar. Hij deed zijn zwaard terug in de schede, liep naar haar toe en begon met al zijn kracht tegen de rots te duwen. Maar hoe hard hij ook zijn best deed, er kwam nauwelijks beweging in.

“Hij is te zwaar,” zei hij. “Het lukt me niet. Het spijt me.”

Ineens hoorde hij het geratel van wapenrustingen achter zich. Duncan draaide zich om en was dolblij toen hij Aidan, Anvin, Cassandra en White naar hen toe zag stormen. Ze waren voor hem teruggekomen, en hadden wederom hun levens geriskeerd.

Zonder te aarzelen renden ze naar de rots en begonnen te duwen.

Er kwam beweging in, maar ze kregen hem nog steeds niet van de draak af.

Er klonk een hijgend geluid, en toen Duncan zich omdraaide zag hij Motley, die zich haastte om de anderen bij te houden. Hij was buiten adem. Hij voegde zich bij hen en zette zijn gewicht tegen de rots—en deze keer begon hij echt te rollen. Motley, de acteur, de veel te zware dwaas, degene waar ze het minst van hadden verwacht, maakte uiteindelijk het verschil.

Met een laatste inspanning belandde de rots met een klap op de grond. Er rees een stofwolk op, en de draak was vrij.

Theon sprong overeind en krijste. Hij kromde zijn rug en strekte zijn klauwen uit. Woedend keek hij op naar de lucht. Een grote paarse draak had hen in het oog gekregen en dook recht op hen af. Zonder te aarzelen sprong Theon in de lucht, opende zijn kaken en vloog recht omhoog. Hij beet zich vast in de zachte slagader van de nietsvermoedende draak.

Theon klemde met al zijn macht zijn kaken op elkaar. De grote draak krijste van woede, overrompeld. Hij had dit duidelijk niet verwacht van een baby draak. De twee klapten tegen een stenen muur aan de andere kant van de binnenplaats aan.

Duncan en de anderen wisselden geschrokken blikken uit terwijl Theon met de draak worstelde. Hij weigerde de grote draak los te laten en pinde hem tegen de grond. Theon, woest, kronkelde en gromde en liet niet los tot de veel grotere draak eindelijk slap werd.

Even hadden ze een verademing.

“Kyra!” riep Aidan uit.

Kyra keek naar beneden en zag haar kleine broertje, en Duncan keek vol vreugde toe terwijl Aidan in Kyra’s armen rende. Ze omhelsde hem terwijl White op sprong en Kyra’s handen likte, duidelijk dolblij.

“Mijn broeder,” dweepte Kyra, haar ogen gevuld met tranen. “Je leeft nog.”

Duncan kon de opluchting in haar stem horen.

Ineens betrok Aidans gezicht.

“Brandon en Braxton zijn dood,” vertelde hij tegen Kyra.

Kyra werd bleek. Ze draaide zich om en keek Duncan aan, en hij knikte somber ter bevestiging.

Ineens vloog Theon omhoog en landde voor hen. Hij klapperde met zijn vleugels en gebaarde naar Kyra dat ze op zijn rug moest klimmen. Duncan hoorde het gebrul boven hen, en toen hij op keek zag hij de draken cirkelen, klaar om te duiken.

Vol ontzag keek Duncan toe hoe Kyra op Theons rug klom. Daar zat ze, boven op een draak, sterk, trots, met de kalmte van een grote krijger. Het kleine meisje dat hij ooit had gekend bestond niet meer; ze was vervangen door een trotse krijger, een vrouw die legioenen kon leiden. Hij had zich nog nooit zo trots gevoeld als op deze dag.

“We hebben geen tijd. Kom met me mee,” zei ze tegen hen. “Jullie allemaal. Kom mee.”

Ze keken elkaar verrast aan, en Duncan voelde een knoop in zijn maag bij de gedachte aan het berijden van een draak, zeker toen de draak naar hem gromde.

“Opschieten!” zei ze.

Duncan, die de zwerm draken naar beneden zag vliegen en wist dat ze weinig keus hadden, kwam in actie. Hij haastte zich met Aidan, Anvin, Motley, Cassandra, Septin en White naar de draak toe en ze sprongen allemaal op zijn rug.

Duncan greep de zware, eeuwenoude schubben vast en verwonderde zich over het feit dat hij echt op de rug van een draak zat. Het was als een droom.

Terwijl de draak opsteeg, hield hij zich vast met alles dat hij had. Hij voelde kriebels in zijn buik, en hij kon het gevoel nauwelijks bevatten. Voor het eerst in zijn leven vloog hij, boven de straten, sneller dan hij zich ooit had kunnen voorstellen.

Theon, die sneller was dan de rest, vloog vlak boven de kronkelende straten. Hij was zo snel dat de andere draken hem niet konden bijhouden ten midden van alle verwarring in de stoffige hoofdstad. Duncan keek naar beneden en was verbijsterd toen hij de stad, de toppen van de gebouwen, voor het eerst van bovenaf zag. De kronkelende straten strekten zich als een doolhof onder hen uit.

Kyra stuurde Theon briljant, en Duncan was trots op zijn dochter, verbaasd dat ze in staat was om zo’n beest onder controle te houden. Binnen enkele secondes waren ze vrij, in de open lucht, voorbij de muren van de hoofdstad, en zeilden ze over het platteland.

“We moeten naar het zuiden!” riep Anvin uit. “Er zijn daar rotsformaties, en al onze mannen wachten daar op ons! Ze hebben zich daar teruggetrokken.”

Kyra stuurde Theon, en al snel vlogen ze naar het zuiden, in de richting van enorme uitstekende rotsen aan de horizon. Aan de horizon, en zuiden van de stadsmuren, zag Duncan honderden massieve rotsen met kleine grotten erin.

Terwijl ze naderden zag Duncan de wapenrustingen en wapens in de grotten, glinsterend in het woestijnlicht, en zijn hart zwol toen hij honderden van zijn mannen in de grotten zag die hem opwachtten.

Kyra stuurde Theon naar beneden en ze landden bij de ingang van een enorme grot. Duncan kon de angst in de ogen van de mannen zien terwijl de draak naderde. Ze zetten zich schrap voor een aanval. Maar toen zagen ze Kyra en de anderen op zijn rug zitten, en hun gezichtsuitdrukking veranderde naar schok. Ze ontspanden zich weer.

Duncan steeg af, en hij rende naar zijn mannen toe om hen te omhelzen, dolblij om hen weer levend terug te zien. Daar waren Kavos en Bramthos, Seavig en Arthfael, mannen die hun levens voor hem hadden geriskeerd, mannen waarvan hij had gedacht dat hij hen nooit meer zou zien.

Duncan draaide zich om en zag tot zijn verrassing dat Kyra niet samen met de anderen was afgestegen.

“Waarom zit je daar nog?” vroeg hij. “Kom je niet bij ons?”

Maar Kyra zat daar, haar rug recht en trots, en schudde plechtig haar hoofd.

“Ik kan niet, Vader. Ik moet elders zijn. Uit naam van Escalon.”

Duncan staarde haar verbijsterd aan en verwonderde zich over de sterke krijger die zijn dochter was geworden.

“Maar waarheen dan?” vroeg Duncan. “Wat is er nu belangrijker dan bij ons zijn?”

Ze aarzelde.

“Marda,” antwoordde ze.

Er liep een rilling over Duncans rug heen.

“Marda?” hijgend. “Jij? Alleen? Je zal nooit meer terugkeren!”

Ze knikte, en hij kon in haar ogen zien dat ze dat al wist.

“Ik heb gezworen om te gaan,” antwoordde ze, “en ik kan mijn missie niet de rug toekeren. Nu jij veilig bent roept mijn plicht. Heb je me niet altijd geleerd dat plichten eerst komen, Vader?”

Duncan voelde zijn hart zwellen bij haar woorden. Hij liep naar haar toe en omhelsde haar. Hij drukte haar stevig tegen zich aan terwijl zijn mannen in een cirkel om hen heen gingen staan.

“Kyra, mijn dochter. Je bent de betere helft van mijn ziel.”

Hij zag tranen in haar ogen springen, en ze knikte terug, sterker, krachtiger, zonder de sentimenten die ze vroeger had gehad. Ze spoorde haar draak aan, en al snel hing Theon in de lucht. Kyra vloog trots op zijn rug, hoger en hoger de lucht in.

Duncans hart brak terwijl hij haar nakeek, en hij vroeg zich af of hij haar ooit weer zou zien. Daar vloog ze, naar het noorden, naar het duistere Marda.

1
...